Wat er met de Wet bestuur en toezicht (WBTR) voor stichtingen en verenigingen verandert

Met ingang van 1 juli 2021 treedt de Wet bestuur en toezicht (WBTR) in werking. Deze wet zorg vooral voor veranderingen voor Stichtingen, Verenigingen en Coöperaties. In veel opzichten worden deze rechtspersonen meer gelijkgesteld met de B.V. en de N.V. In deze bijdrage een (praktisch) overzicht van de belangrijkste wijzigingen én controlepunten die je moet uitvoeren in o.a. de statuten.

De bestuurder

De rechtspositie van de stichtings- en verenigingsbestuurder wordt gelijk getrokken met die van een bestuurder van een B.V. of N.V. Vanaf 1 juli 2021 geldt dan ook voor de stichting het uitgangspunt dat het ontslag van een bestuurder met een arbeidsovereenkomst als statutair bestuurder – tevens resulteert in het einde van zijn arbeidsovereenkomst (2:9 lid 2 BW).

Daarnaast worden met de WBTR de ontslaggronden verruimd met ‘ernstig verwaarlozen taak’ en andere ingrijpende wijzigingen of verandering van omstandigheden. Op deze gronden kan het OM of een ‘belanghebbende’ via de rechter trachten een bestuurder te ontstaan. Bij meerkoppige besturen, zal dit van ondergeschikt belang zijn.

Gevolg: mocht er een arbeidsovereenkomst worden gesloten met een bestuurder, dan zal de beoogd bestuurder mogelijk meer (financiële) zekerheden wensen in te bouwen bij een onverhoopt (plotseling) ontslag. Tevens dienen de statuten (2:291/2:44 lid 7 BW) het mogelijk te maken een bestuurder een bezoldiging toe te kennen.

Besturen

Net als bij de BV, wordt (nu ook) van de stichtings- en verenigingsbestuurder verwacht zich “te richten op het belang van de stichting/vereniging en de met haar verbonden onderneming/organisatie” (2:291/2:44 lid 3). De statuten kunnen verder bepalen dat één bestuurder meer stemrecht heeft dan de andere bestuurders, mits die bestuurder niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen (2:291/2:44 lid 4). Veel statuten kennen bepalingen die hiermee strijdig zijn of geen rekening houden met de (nieuwe) tegenstrijdig belang-regeling (zie hierna)

Daarnaast bepaalt de WBTR dat de statuten een bepaling moeten bevatten die voorziet in de situatie dat er géén bestuurders meer zijn (2:291/2:44 lid 5 BW) en mogen een regeling bevatten die belet of ontsteltenis van één of meer bestuurders regelt (en nader omschrijft).

Gevolg: er dient een belet en ontsteltenisbepaling opgenomen te worden in de statuten bij afwezigheid van alle bestuurders. Dit hoeft niet direct en kan bij de volgende statuutwijziging, hoewel het beter is dit direct te regelen.

Gevolg: Check of (direct of indirect) één bestuurder niet teveel stemrecht kan uitoefenen en pas dit aan.

Gevolg: er dient (periodiek) gecontroleerd te worden of de doelstelling in de statuten nog aansluit bij de doelstelling die de stichting of vereniging wenst na te streven.

Tegenstrijdig belang

Tevens wordt de ‘tegenstrijdig belang’-regel ook (wettelijk) geïntroduceerd bij de stichting en de vereniging. Artikel 2:291/2:44 lid 6 bepaalt vanaf 1 juli dat een bestuurder niet deelneemt aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat strijdig is met ‘de belangen van de stichting of vereniging’.

Kan er dan geen besluit genomen worden, dan wordt dit besluit genomen door de RvC -en wanneer dit ontbreekt- door het bestuur onder ‘schriftelijke vastlegging van de overwegingen’.

Gevolg: deze verandering vraagt vooral om alertheid bij de betrokken bestuurders – waarbij bestuurders met een direct of indirect persoonlijk (tegenstrijdig) belang, niet aan de besluitvorming deel mogen nemen. Het niet voldoen aan deze (wettelijke) bepaling kan gevolgen hebben voor een genomen besluit en de daarop volgende handelingen/vertegenwoordiging. Een afwijking van deze (wettelijke) regeling, moet in de statuten opgenomen worden.  

Bestuurdersaansprakelijkheid

Tot heden gold (in beginsel) dat bestuurders van stichtingen en verenigingen beperkt aansprakelijk gesteld konden worden voor hun handelen. Voornamelijk voor ‘commerciële’ (VPB-plichtige) stichtingen en verenigingen gold een zwaardere eis. Vanaf 1 juli gelden de ‘normale’ BV-regels van de bestuurdersaansprakelijkheid echter óók voor stichting- en verenigingsbestuurders (2:300a BW).

Dit wil zeggen dat bestuurders (persoonlijk) aansprakelijk te stellen zijn bij faillissement van de stichting of vereniging, indien aannemelijk is dat een belangrijke oorzaak van dit faillissement, de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur in de voorafgaande 3 jaar is geweest (2:138 BW). Deze aansprakelijkheid rust op het gehele bestuur – tenzij een bestuurder kan bewijzen dat de onbehoorlijke taakvervulling hem niet te verwijten is én hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen.

Het voorstaande is overigens (tevens) van toepassing op ‘feitelijk bestuurders’ (zij die het beleid (mede) bepalen) én werkt door tot de ‘mens van vlees en bloed’ (2:11 BW). De bestuurdersaansprakelijkheid ‘prikt’ dus door de rechtspersoon-bestuurders heen.

Gevolg: De aansprakelijkheid van de bestuurder wordt vergroot, check dan ook – indien er een risico wordt voorzien – of het wenselijk is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten of (indien deze al loopt) of deze ‘uitbreiding van aansprakelijkheid’ onder de lopende verzekering wordt gedekt.

Toezicht

Met de WBTR biedt de wet de mogelijkheid (net als bij de BV/NV) om bestuur en toezicht te combineren in één orgaan, een ‘one tier board’. (2:291a/2:37 BW). Ook de Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht (2:292a/2:47 BW) heeft voor de stichting en vereniging een wettelijke basis gekregen. Zaken als taakverdeling, benoeming/ontslag, bezoldiging, besluitvorming, tegenstrijdig belang en ‘belet en ontstentenis’ dient in de statuten opgenomen te worden.

Gevolg: Heeft de stichting of vereniging al een toezichthoudend orgaan óf wenst men deze in te stellen, dan zal dit in de statuten opgenomen moeten worden en in overeenstemming worden gebracht met de wet.

Conclusie

Alle stichtingen en verenigen doen er goed aan om hun statuten (en reglementen) na te lopen óf te laten controleren of deze vanaf 1 juli nog volstaan. Mochten de statuten aangepast moeten worden, dan dient daar (overeenkomstig de statuten) een besluit toe genomen worden en zal een notaris de (aangepaste) statuten moeten ‘passeren’ c.q. wijzigen.

Advocatenkantoor The Legal Department

Bij advies en ondersteuning in dit traject, zijn wij je (onderneming) graag behulpzaam. Neem bij vragen of opmerkingen vooral contact met ons op. We denken direct, daadkrachtig proactief met je mee.

Meer informatie over onze specialisaties:

Arbeidsrecht | Ondernemingsrecht |  Huurrecht | Contractenrecht | Algemeen civiel | IE, internet & privacy | Franchise- en mededingingsrecht | Procesrecht | Mediation